Werkpaarden van de wederopbouw

Een overzichtelijke, niet al te grote, maar wel bijzondere autocollectie met enkele uiterst zeldzame exemplaren. Dat is een goede typering van de verzameling kleine bedrijfswagens van Jacques Kemp uit Eemnes. Ze verdienen het om geëerd en bewonderd te worden. Het zijn geen auto’s die op veilingen bedragen van zes cijfers opbrengen. Zoek niet naar luxe, die vind je niet. Op het vlak van functionaliteit en maatschappelijke relevantie scoren ze daarentegen hoog. De wagentjes torsen de naoorlogse economische bloei met zich mee in hun open of gesloten laadbakjes. Inmiddels zijn ze behoorlijk exclusief geworden. De meeste soortgenoten werden na vele jaren arbeid afgeschreven. Het kerkhof of de shredder waren hun lot. Wat is het mooi dat iemand zich inzet om dit erfgoed te behouden.

Met de versoepeling van de coronabeperkingen begin juni, komt het bezichtigen van bijzondere auto’s weer in beeld. Musea openen hun deuren. Er is weer zicht op manifestaties later in het jaar. Op mijn lijstje staat een nadere kennismaking met ‘werkpaarden van de wederopbouw’. Zo noemt Jacques Kemp de collectie bedrijfsauto’s die hij bij elkaar heeft gebracht. ‘Veel nostalgie komt naar boven’, lees ik op internet, ‘zoals bij andere objecten of muziek en films uit de jaren vijftig en zestig. Dit soort industrieel erfgoed dient behouden te blijven en gedeeld te worden voor de volgende generaties.’
Zijn website www.classicpickups.nl geeft een indruk van de collectie. De site meldt dat de auto’s zijn ondergebracht in een garage in Eemnes. Op afspraak zijn ze te bekijken. Dat lijkt me een uitstekende bestemming voor wat vrije dagen in juni. In afwachting van de ontwikkelingen is het buitenland nog even niet in beeld. De website heeft een contactformulier, maar helaas leidt dat niet tot nader contact. Ik probeer het 06-nummer van Kemp dat ik ergens heb gevonden. Dat heeft meer succes. Ik krijg hem aan de lijn terwijl hij buiten aan het wandelen is. De verbinding is niet te best. Het lukt niettemin mijn wens over te brengen. Kan ik als liefhebber binnenkort een keer langskomen in Eemnes om zijn auto’s te bezichtigen? Kemp lijkt verrast door het verzoek, neemt direct het woord werkpaarden in de mond en antwoordt vriendelijk dat ze momenteel staan opgesteld in Metropole in Druten. Daar ben ik vast welkom. Met dank voor de informatie kijk ik direct op de website van die locatie. Aanstaande zaterdag, lees ik, is er een kijkdag van een online autoveiling. Plus de unieke mogelijkheid een blik te werpen op een grote privécollectie die in het pand is ondergebracht. Drie vliegen in één klap dus.
 

Metropole blijkt een omvangrijk complex. De foto’s verraden al dat het hier om auto’s draait.

Complex

Zaterdag 12 juni rijd ik om vijf voor tien het terrein op. Ik zie de auto’s van Kemp al achter het glas van een showroom staan. De deuren zijn al open. Ik had Metropole wel eens voorbij zien komen op internet, maar kon me er geen goede voorstelling van maken. Het blijkt een groot complex met tentoonstellingsruimten op de begane grond en een museumdeel op de eerste etage. Daar huist de privéverzameling van de plaatselijke ondernemer Frans van Haren. Bij wijze van extraatje voor de veilingkijkers is die collectie vandaag voor een tientje te bekijken. Zo’n kans laat je niet glippen. Ik ben nauwelijks binnen of het polsbandje zit al om de arm.
Beneden en boven staan bij elkaar enkele honderden auto’s. Er staan bijzondere typen bij, waarvan een aantal te koop is. Ik loop van de ene bezienswaardigheid naar de andere. De meeste modellen ken ik wel, maar een aantal zie ik voor het eerst. Pas laat kom ik aan de auto’s van Kemp toe. De ruimte waarin de werkpaarden staan, is niet meer dan een bijzaal. Maar net als bij een goed diner: pas met een lekker dessert is de maaltijd compleet. En het toetje is verrukkelijk. Meer dan dat zelfs.
 

Ook werkpaarden, maar dan bij de kijkdag van de online veiling. Links een Renault, rechts een Austin.

Links een James Handyvan, rechts een Volkswagen Pick-up.

 Luxe ontbreekt

De website over Kemps verzameling toont 27 auto’s met de bijbehorende achtergrondinformatie. Hier staan er 20. Vooral enkele grotere busjes en een tractor ontbreken, vermoedelijk vanwege de ruimte. De wagentjes zijn een lust voor het oog. Natuurlijk, dure creaties van beroemde merken zijn ook prachtig, maar wat charme betreft krijgen ze van deze onalledaagse varianten stevige concurrentie. Zelfs zonder al die tientallen bijzonderheden van de afgelopen uren zou dit de reis naar Druten al waard zijn geweest. Ik snap Kemps liefde en deel die. Deze auto’s hebben karakter. Geen chroomrandje te veel. Luxe ontbreekt. Vrolijkheid is niet aan de orde. Werkplicht, daar draait het om. Bouwen aan de samenleving. Daarvoor zijn deze vierwielers ooit gemaakt, al dan niet door gespecialiseerde koetswerkbedrijven aangepast voor een noest arbeidzaam leven. Neem die ladderwagen op basis van de Fiat Multipla. Laat je niet misleiden door het Italiaanse nummerbord. In 1960 is de auto gemaakt in opdracht van een Oostenrijkse elektriciteitsmaatschappij voor het onderhoud van straatlantaarns. De driedelige ladder reikt tot negen meter hoog. Met zo’n licht wagentje als basis, was het niet bepaald een stabiele hoogwerker. Het is niet verwonderlijk dat het aantal gemaakte auto’s beperkt is gebleven. De ladderconstructie is trouwens van Fabbrica Scale Lamera Franco & Co. in de Italiaanse plaats Induno Olona, regio Varese. Die onderneming bestaat nog steeds.
 

Een ladderwagen op basis van een Fiat 600 Multipla.

Het dashboard is simpel en overgenomen van de personenwagenuitvoering. 

Ondanks de twee steunen was het niet bepaald een stabiele hoogwerker.

Telefoonmaatschappij

Een volgende aandachttrekker is een brandweerwagentje op basis van een Morris Minor. In dit geval is een miniatuur van Corgi Toys in het groot nagebouwd. De omgekeerde wereld kun je zeggen. Er bestaat wel een originele Minor-brandweer, al ziet die er wat anders uit. Die heeft een open cabine en mist deuren. Destijds is de wagen gebouwd als bedrijfsbrandweerwagen voor de fabriek van Morris in Oxford. De auto was lekker smal en kon door de fabriek rijden, tussen de productielijnen door. Dertig jaar lang deed ze dienst. Na het afscheid werd een mooie plek gevonden in het museum in Gaydon. De Minor hier zou je een ver familielid kunnen noemen.
Een tweede Minor is van 1971, één van de laatste productiejaren. Het was een volhoudertje, die Minor. De eerste personenwagens liepen in 1948 van de band en de bedrijfswagens vanaf 1953. De gele bestelwagen is van de Britse telefoonmaatschappij geweest en diende als onderhoudswagen. Tot 1968 waren de auto’s groen, maar dat veranderde in geel vanwege de veiligheid én omdat het beter aansloot op de huisstijl van het bedrijf. Op de zijkanten lezen we het advies om in de avonduren of het weekend te telefoneren, want dat is een stuk goedkoper. Niet alleen auto’s zijn in de afgelopen decennia veranderd…
 

Van een Corgi Toys-model werd een echte auto nagemaakt. De omgekeerde wereld.

Het dashboard heeft één klok in het midden, passend bij zowel links als rechts stuur.

De Minor-brandweer van de Morris-fabriek was de inspiratiebron, maar ziet er toch anders uit.

De originele brandweer (foto: Mark Brown) en het modelletje van Corgi Toys.

De Morris Minor was een veelgebruikte bestelwagen in Engeland.

Bellen in de avond of het weekend: een stuk goedkoper. Zo was het toen.

Tweetakt

Zelfs de kenner is verrast in dit gezelschap een Saab te treffen. Een pick-up heeft nooit op het leveringsprogramma van de fabriek gestaan. Enkele gespecialiseerde carrosseriebedrijven toverden een stationcar om in een model met laadbakje. Het is de eerste keer dat ik er een zie. Bijzonder aan dit exemplaar is de motorkap van een Saab 93, passend bij de tweetaktmotor die het Zweeds bedrijf tot midden jaren zestig toepaste. Onder de kap zit hier echter een viertakt V4. Die motor is wat groter. Het is zo krap onder de kap, dat de motor alleen kan lopen als de kap een klein stukje open staat.
Ook de Volvo pick-up uit 1966, gebaseerd op de P210 Duett bestelwagen, is het resultaat van aanpassing door een extern bedrijf. Van dit type zijn er niet veel gemaakt, laat staan overgebleven. Dit exemplaar heeft jarenlang dienst gedaan op een Zweedse boerderij. Het stro is vast enkele keren vervangen. In de buurt van de open versie staat een bestelwagen. Die werd wél door de fabriek zelf geleverd. Deze P210 uit 1969 is één van de laatste van deze serie. De personenversie – de ‘Kattenrug’- was vier jaar eerder al uitgezwaaid.
 

Een zeldzame Saab pick-up, resultaat van ombouw door een carrosseriebedrijf.

Als de auto gaat rijden, moet de motorkap een stukje open.

De Volvo Duett vormde de basis voor deze ombouw tot pick-up.

Vergeleken met de andere auto’s hier, heeft deze een luxe interieur, vergelijkbaar met de personenwagenversie.

De auto deed jarenlang dienst op een Zweedse boerderij.

De bestelversie was wel een product van Volvo zelf. Laadvermogen 550 kilo.

Hovenier

Kemps verzameling bevat twee Nederlandse DAFs. De 750 pick-up uit 1962 is bijna letterlijk uniek. Destijds zijn er maar 800 van gemaakt. Voor zover bekend zijn er maar drie van over; slechts één in Europa. Negentien jaar deed het Dafje dienst als knecht van een hovenier. Daarna was een grondige restauratie nodig. Het vinden van de benodigde onderdelen bleek een lastige opgave, weet het informatiebordje te melden. Het duurde maar liefst tien jaar voordat alle onderdelen waren gevonden. Het opknappen zelf kostte anderhalf jaar. Daarna maakte het wagentje een reis dwars door Amerika over de Route 66.
De DAF 33 combi uit 1971 is heel wat minder exclusief. Zo her en der vind je er nog wel een bij een liefhebber. De aanduiding werkpaard is hier zeker op z’n plaats. Tot 2013 was de DAF de steun en toeverlaat van een Brabantse huisschilder.
Net als de DAFjes is de Britse Mini present in twee uitvoeringen, als bestelwagen en pick-up. De bestelwagen illustreert prachtig het ontbreken van enige luxe bij bedrijfswagens, vergeleken met hun luxere personenwagenfamilieleden. Zo heeft de Morris uit 1975 nog steeds de schuiframen en de externe deurscharnieren van het oermodel. Voor verwarming moest je lange tijd nog bijbetalen. Van de pick-up zijn er tussen 1961 en 1983 zo’n 58.000 gebouwd, veel minder dan de 520.000 bestelwagens.
 

Een unieke Daf 750 pick-up, naar verluidt de enige in Europa.

Gelakte bumpers, een gelakte grille en wielen zonder doppen: geen luxe te bekennen.

Anders dan de versie met open laadbakje is de stationcar veel minder bijzonder.

Een Britse Mini, met niet-originele velgen overigens.

De utilitaire Mini’s behielden de ouderwetse schuiframen en externe deurscharnieren.


Marine

Een alleen al door de kleur opvallende verschijning is de Renault Juvaquatre uit 1956. Het model is niet heel bijzonder; ik ken het van eerdere bijeenkomsten en shows. Het ontwerp van de Juvaquatre is nog vooroorlogs, maar Renault biedt het model nog tot 1960 aan. Dat wil zeggen als bestelwagen; de personenversie was al eerder met pensioen gestuurd. De naam was inmiddels veranderd in Dauphinoise nadat de motor van de Dauphine werd gemonteerd. Het bijzondere aan dit fraai gerestaureerde exemplaar is de beschildering. De auto is gebruikt als servicewagen door een dealer in Frankrijk. Een dealer van… Citroën! 
Nu de naam is gevallen: in het midden van de zaal staat een 2CV. Niet in de welbekende bestelvariant, maar als pick-up. Daarvan zijn er maar 131 gemaakt, in de Citroënfabriek in het Britse Slough. Dat verklaart ook het stuur aan de rechterkant. Voor de privémarkt stopte de productie al na 66 stuks, maar de Britse marine gaf opdracht voor nog eens 65 auto’s. Het lichte wagentje kon gemakkelijk door een helikopter op een schip worden gezet of ervan af worden gehaald. Op de motorkap zit het ornament dat de Britse fabriek op alle 2CV’s monteerde en dat bij de modellen van het vasteland ontbrak. Citroën Front Drive is erop te lezen. Vermoedelijk zijn er maar drie Britse pick-ups overgebleven. Kemp kan er trots op zijn er eentje te bezitten.
 

Een vooroorlogs model, de Juvaquatre, dat als bestelwagen tot in de jaren zestig werd gemaakt.

De Renault is een servicewagen van de agent van Citroën (!)….

Werkelijk heel bijzonder: een Citroën 2CV pick-up

Slechts 131 exemplaren werden ervan gemaakt.

De Britse marine bestelde er 65 omdat het wagentje zo licht was en onder een helikopter kon hangen.

De pick-up is alleen in de Engelse fabriek van Citroën geproduceerd.

Favoriet

Het predicaat zeldzaam komt zeker ook de Fiat 500C Topolino met laadbakje toe, gemaakt in 1951. Het is naar alle waarschijnlijkheid één van zes die Fiat zelf produceerde als proefmodel. Een naamplaatje verwijst naar de afdeling speciale koetswerken van de fabriek in Turijn. Dat het model een stuur rechts heeft, wil niet zeggen dat de bestemming Engeland was. Begin jaren vijftig konden Italiaanse klanten kiezen tussen linkse of rechtse besturing. Uitstappen aan de trottoirkant was een stuk veiliger en gemakkelijker. Na de proefserie heeft niemand ooit nog van een Topolino pick-up gehoord.
Minder exclusief, maar niet minder aantrekkelijk, is de bedrijfswagen op basis van de Fiat 1100-103 uit 1955. Van dit model zijn er een paar in Nederland. Omdat de personenversie een zelfdragend koetswerk had, moest voor de bestelversies een sterk chassis worden ontwikkeld en het koetswerk aangepast. Opvallend zijn de brede wielkasten aan de voorzijde. 
Misschien wel mijn favoriet van het hele stel is de Simca Aronde Messagère uit 1955. Je ziet niet zo vaak Simca’s uit deze periode. Hoewel ook deze auto spartaans is uitgerust, is de lijnvoering elegant. Een chic typeplaatje sluit daar mooi op aan. Aan de achterkant zien we geen deur, maar een dubbele klep. Simca verklaarde deze keuze door te wijzen op het voordeel zo het vervoer van langere goederen mogelijk te maken. Onder de motorkap zit een viercilinder van 1300 cc. 
 

Ook heel bijzonder: een Fiat 500C Topolino pick-up, één van de zes die ooit als proefmodel werden gemaakt.

Fiat nam deze versie niet in productie. Let op het stuur aan de rechterkant, een optie in Italië.

De pick-up op basis van de Fiat 1100 modelserie 103 uit 1955.

De auto lijkt op een gewone 1100, maar wijkt technisch sterk af met een afzonderlijk chassis.

Als ik een favoriet zou moeten aanwijzen, is het deze Simca Aronde.

De tweedelige achterklep gaf de mogelijkheid lange goederen te vervoeren.

Geen luxe te bekennen, behalve het sierlijke typeplaatje op de flanken.

Voor een bestelwagen ziet de auto er elegant uit. De rode punten op de wieldoppen typeren Simca’s van die tijd.

Plaaggeest

In de zaal staan een paar andere modellen waaraan ik minder aandacht besteed. Het is misschien niet eerlijk. Hun bijdrage aan de wederopbouw van de Europese economie in de jaren vijftig en zestig is minstens zo groot. Misschien wel groter, want vele ondernemers kozen voor zo’n Volkswagen, Citroën 2CV AZU (Besteleend) of Renault 4 Fourgonette. De Volkswagen is van 1967, één van de laatste T1’s zoals kenners ze noemen. Bijzonder aan de R4 is de originele lak. Roest was een bekende plaaggeest voor het Franse metaal, maar is aan dit exemplaar kennelijk voorbijgegaan. 48 Jaar lang was de auto in het bezit van dezelfde familie.
Je kunt je beelden van het Franse platteland voorstellen met de Peugeot 203 als onderdeel van het decor. Dit exemplaar van 1956 heeft echter een Luxemburgs kenteken. Dat doet aan de charme niets af. Voor aangetast chroom hoef je niet bang te zijn, want dat is er niet. Functionaliteit en comfort, dat telde. De glimmende wieldoppen waren destijds niet standaard. Zonder kon het immers ook. Opmerkelijk genoeg heeft de wagen wel verchroomde koplampringen.  
Een buitenbeentje in het gezelschap is de Fiat 500 Giardinietta, in dit geval een exemplaar gemaakt door Autobianchi. Het is geen bestelwagen, geen pick-up, maar een stationcar. In liefhebberskringen een geregeld geziene gast en ook daardoor verschillend van de meeste auto’s in de zaal. Trouwens: bumpers van chroom, een extra sierbeugel, een open dakje… Als het al een werkpaard is geweest, dan in elk geval een erg luxe.
Bij vertrek overheerst een gevoel van nostalgie en waardering. De collectie brengt het verleden weer even tot leven en is een eerbetoon aan al die ondernemers die met de auto’s destijds een bijdrage leverden aan de ontwikkeling van onze Europese samenleving. Met dank aan collectionneur Jacques Kemp. 
 

Een van de laatste Volkswagens T2 pick-up. Er zijn er veel van gemaakt, maar slechts weinig overgebleven.

Deze bestel-Eend uit 1955 deed dienst in Frankrijk. Op de teller staat slechts 40.000 kilometer.

Renault 4 Fourgonette met boven de achterdeur een klepje om lange voorwerpen als ladders te kunnen vervoeren.

Deze van 1965 heeft nog de originele lak en is daarom alleen al bijzonder.

Grille en bumpers zijn gelakt bij deze Peugeot 203.

850 kilo kan de auto aan. De motor meet 1300 cc. Topsnelheid 100 km/u.

De relatief luxe stationcar op Fiat 500-basis is een vreemde eend in de bijt.

Bron: Bijdrage van Paul Wouters (www.paul-wouters.nl)

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *